Hoogbegaafdheid: vloek of zegen?

Veel in huis hebben en toch vastlopen; dat is de dagelijkse realiteit voor veel hoogbegaafde studenten op het hoger onderwijs. Hierdoor vallen relatief veel hoogbegaafde studenten voortijdig uit. Hoe kan dat? En tegen welke problemen lopen hoogbegaafden dan aan?

De afgelopen maanden heb ik mij beziggehouden met het beantwoorden van deze vragen. Misschien wel vrij ironisch, aangezien ik zelf hoogbegaafd ben. Je zou dan ook verwachten dat ik als ervaringsdeskundige haarfijn uit kan leggen wat het probleem nou precies is. En toch is niks minder waar; want wat vooral een zoektocht naar antwoorden had moeten worden, bleek uiteindelijk een heel ander avontuur te zijn. Zo vond ik vooral een doelgroep die iedereen wel kent, maar niemand echt begrijpt. Dat is inclusief hoogbegaafden zelf, want de helft van de hoogbegaafden is zich niet bewust van hun eigen hoogbegaafdheid (Jurgens, 1991).

Het is ook niet zo dat we het over een kleine groep hebben. Zo is ongeveer 2,5% van de bevolking hoogbegaafd, oftewel ongeveer 430.000 mensen in Nederland. Op het hoger onderwijs ligt dit percentage iets hoger; tussen de 5 en 10%. Je zou verwachten dat hoogbegaafde studenten op het hoger onderwijs hun ei kwijt zouden kunnen, maar ook dat is niet altijd waar. Het is namelijk voor docenten maar wát lastig om hoogbegaafdheid bij hun studenten te herkennen. En de student die van zichzelf al wel weet dat hij hoogbegaafd is, merkt dat de zoektocht naar passende hulp uiteindelijk toch vaak een oefening blijkt in geduld.

In mijn productie probeer ik dan ook vooral uit te kunnen leggen hoe het hoe het komt dat hoogbegaafden en het hoger onderwijs elkaar nog steeds zo lastig weten te vinden. Wil je mijn productie graag lezen? Hou in dat geval de website van win-nieuws.nl in de gaten tijdens de Week van de Hoogbegaafdheid 2024.