Tiny houses zijn in opmars. In heel Nederland duiken initiatieven op: menig mens lijkt te willen wonen in een sprookjesachtig mini-huisje. De kleine, vrijstaande huisjes zijn deels zelfvoorzienend en dus duurzaam. Bovendien kosten ze in vergelijking met een normaal huis maar een habbekrats. Lekker makkelijk, voor starters en wereldverbeteraars op de krappe woningmarkt. Aan enthousiasme geen gebrek.
In de gemeente Barneveld houdt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op dinsdag 4 juni 2019 haar jaarcongres. Eén van de onderwerpen die besproken wordt zijn deze tiny houses. Het leeft. Toch verschijnen de huisjes maar mondjesmaat in het verspreidingsgebied van de Stentor. Hoe komt dat en wat is de toekomst van deze woonvorm?
Ze staan in het midden van nergens, op het Landgoed Roggebotstaete bij Dronten. Sim Son, de baby van Linde Hullegie en Kjeld Metsemakers, ligt vreedzaam te slapen. Hij is waarschijnlijk de kleinste tiny house bewoner in heel Nederland. Het woonconcept is komen overwaaien uit de Verenigde Staten. Bewoners vinden dat zij niet zoveel nodig hebben, bouwen vrijstaande huisjes van minder dan 50 vierkante meter en gaan daar in wonen. Meestal leven zij dan ‘off-grid’, dus zonder aangesloten te zijn op nutsvoorzieningen als riolering, elektriciteit en water.
Dat lijkt heel makkelijk. Toch is het lastig om een tiny house neer te zetten, weet het stel. Dat zij in een natuurgebied kunnen staan waar ook nog eens een woon- en bouwvergunning op ligt, dat is puur geluk. Regeltjes, beleid, tijd en geld: ze gooien roet in het eten bij veel plannen voor tiny houses. Beleid, dat hebben de gemeenten vaak niet. “Het hangt er maar net vanaf wie je voor je hebt. Of die ambtenaar je wil helpen of niet”, vertelt Kjeld.
Wat zit er achter deze Russische roulette? En wat betekent de beweging voor de maatschappij? Lees het nu hier.