Er is (g)een toekomst voor de Twentse duivensport

Daar zitten we dan op de witte plastic stoeltjes achter in de tuin. Zoals elke week. Het bord macaroni op schoot en starend naar de knalblauwe hemel. Nee, nog niets te zien. Elk moment zou er eentje kunnen komen. Het is een zaterdagmiddag ergens in de zomer van 2006. Orleans staat op het programma. “Daar moeten ze vandaan komen”, zegt opa, terwijl hij richting het zuiden wijst. Altijd weer die spanning, volledige focus op de lucht en het voerblik in de aanslag. Want als er ineens een opduikt moet ‘ie zo snel mogelijk op de plank komen. Vorige week ging dat nog mis, toen bleef die jonge kras maar rondcirkelen boven het hok. Toch luisteren ze vaak wel goed naar opa’s gefluit en geschud met de voerbus. Soms gooit hij wat voer op de plank om ze van het dak te lokken. “Kom maar, alloh”, roept hij dan. Ik heb het ook wel eens geprobeerd, maar dat werkte niet. Zal wel komen omdat ik nog geen blauwe stofjas draag. 

Een steeds harder teruglopend ledenaantal, een oubollig imago en een oneerlijke strijd tussen de hobbyist en de professional. De traditionele postduivensport dreigt langzaam uit te sterven. Ook hier in Twente waar de achteruitgang goed voelbaar is, ligt geen fraaie toekomst in het verschiet. One loft races in het buitenland, waar het vooral om geld gaat, worden steeds populairder. Kan het nog goed komen met de traditionele duivensport? En wat is daarvoor nodig? Verslaggever Jesse Seppenwoolde, opgegroeid tussen de duiven, probeert in gesprek met klassieke duivenmelkers, professionele kwekers, een spaarzaam nieuw lid en verenigingsvoorzitters erachter te komen of de duivensport over twintig jaar nog bestaat en – zo ja – in welke vorm.

Lees het hele verhaal binnenkort in Tubantia, op Tubantia.nl of hier !

Geef een reactie