Topzwemster Ranomi Kromowidjojo is op de Olympische Spelen in augustus topfavoriet voor een gouden medaille. In de zwemsport worden wedstrijden op tienden en soms honderdsten van secondes gewonnen. Daarom wordt de atlete, naast haar trainer en artsen, bijgestaan door een team van elf wetenschappers. “Vier jaar geleden was Ranomi viertiende sneller dan haar concurrentie door de wetenschap.”

In een klein donker zwembad, verborgen achter het spectaculaire Pieter van den Hoogenband zwemstadion, ligt Ranomi Kromowidjojo ’s ochtends vroeg als eerste in het trainingsbad. Door een rij kleine ramen boven aan de muur schijnt de zon naar binnen. In dit smalle bad zwemt de olympisch kampioene iedere dag honderden baantjes. Op maandagochtend ligt ze in haar eentje in het bad en zwemt ze, met een plankje onder haar borst, rustig haar baantjes. “Vandaag staat het keerpunt op het programma”, vertelt haar trainer. “We letten op het moment van inzetten van je keerpunt vandaag.”

Nog twee maanden te gaan tot in augustus de Olympische Spelen in Rio de Janeiro beginnen. Als Ranomi de finale 100 meter binnen 50 seconden zwemt, wint zij voor de tweede keer in vier jaar olympisch goud. Maar de concurrentie zit haar op de hielen. De finale zal worden beslist op tienden of misschien honderdsten van seconden.

Zwemmen is een van de sporten waarin Nederland medailles wil halen op de Olympische Spelen. In 2013 heeft de Nederlandse topsportorganisatie NOC*NSF een tiental sporten gekozen, waarop Nederland kan en moet excelleren; atletiek, hockey, judo, korfbal, roeien, paardrijden, schaatsen, wielrennen, zeilen en zwemmen. “Om te zorgen dat onze zwemmers de concurrentie voorblijven, zetten wij ontzettend veel analysemiddelen in”, vertelt Roald van der Vliet, directeur van het InnoSportLab. Vanuit zijn kantoor ziet hij Kromowidjojo op 5 meter afstand trainen. “Wij trainen hier met honderden camera’s in het water. Femke Heemskerk, die nu in Frankrijk traint, moet het doen met één Go-Pro camera die ze aan het zwembad tapet.”

Van der Vliet glundert, als hij langs de rand van het zwembad loopt. Met blauwe beschermhoezen om zijn schoenen, die matchen met zijn blauw, gladgestreken overhemd, loopt hij langs zijn team van elf bewegingswetenschappers. Hij geeft iedereen een hand, maakt een praatje en loop lachend weer verder. Hier voelt hij zich als een vis in het water. Zelf studeerde Van der Vliet bewegingswetenschappen in Maastricht. Hij was een getalenteerd jeugdzwemmer, maar brak nooit door tot de top. Na zijn studie besloot hij zwemtrainer te worden. Hij trainde vijftien jaar lang de Nederlandse zwemjeugd.

In 2008 benaderde het NOC*NSF wetenschapper Van der Vliet om het InnoSportLab op te zetten. Doel van het lab; nieuwe inzichten verwerven zodat Nederlandse zwemmers de concurrentie voorblijven. “In de topsport gaat het er niet om wie het meeste traint, maar wie het slimste traint”, vertelt van der Vliet met een vriendelijk Brabants accent. “Vroeger ging het er om wie de meeste baantjes op een dag kon zwemmen. Inmiddels is dat wel anders. Vooral de 50 en 100 meter zwemmers zijn de luxepaarden van de zwemmensport. Lange afstand zwemmers zijn beulen. Die zwemmen nog altijd kilometers per dag. Zwemmers als Ranomi maken veel minder meters. Zij moeten vooral slim trainen en gaan anders met hun krachten om.”

Urenlang beelden kijken
Van der Vliet’s bedrijf is inmiddels beroemd binnen de zwemsport. In een smal 50 meter bad, via krappe gangetjes weggestopt achter het indrukwekkende Pieter van den Hoogenband wedstrijdbad, is voor tonnen aan analysetechniek geïnstalleerd. In de afgelopen 8 jaar hebben honderden wetenschappers de techniek van zwemmers geanalyseerd. “Wij bekijken al die beelden. Die beelden geven ons inzicht in de manier waarop zwemmers kunnen verbeteren. Alles wat wij hier bedenken, zorgt ervoor dat zwemmers op het moment suprême, de olympische finale, tienden van seconden sneller zijn dan hun concurrentie.”

Rondom het bad waar Kromowidjojo traint, zit een team van elf wetenschappers achter hun bureau. Op hun computers analyseren zij de beelden die onderwater gemaakt worden. Naast een van de onderzoekers kijkt Patrick Pearson, de Nederlandse bondscoach, gehurkt op een van de schermen mee. “Ja, daar. Zet hem maar op het scherm”, zegt hij. In een oranje vest met een Nederlandse vlag op zijn borst, beent hij behendig langs de lange kant van het zwembad. Hij loopt naar een gigantisch televisiescherm aan het uiteinde van het trainingsbad, terwijl hij naast Kromowidjojo meeloopt en kijkt naar haar techniek.

Bij het einde van het bad hijst de zwemster zich soepel uit het bad. Haar brede krachtige schouders en strakke gestroomlijnde buik verraden dat ze in topvorm is. “Ranomi, kijk”, zegt de trainer terwijl hij bij het televisiescherm staat. Zijn pupil is inmiddels naast hem komen staan “Hier kan je nog eerder draaien, een halve slag eerder. Precies als je je arm terughaalt, kan je de draai al inzetten.”

 

“Ranomi was gewend om af te zetten met een hoek van 23 graden. Als ze zich afzet met 24 graden, dan scheelt dat viertiende van een seconde.”

Roald van der Vliet, directeur InnoSportLab

 

Volgens Van der Vliet is het essentieel om sporters direct feedback te geven als zij iets goed of juist fout doen. “Een trainer moet binnen 30 seconden terugkoppeling geven aan een sporter. Binnen die dertig seconden zit het gevoel van je beweging namelijk nog in je lijf. Het is alsof je spieren die beweging onthouden. Als een coach binnen die dertig seconden feedback geeft, komt de boodschap veel beter over.” Het InnoSportLab ontwikkelde software, waardoor de onderwaterbeelden direct op een groot scherm naast het bad getoond kunnen worden. Het ideaalpunt voor Kromowidjojo om te keren, staat in het scherm gemarkeerd. “Zie, hier ben je het punt net voorbij”, wijst Pearson aan.

Marco Ranomi 2In Londen, vier jaar geleden, won Kromowidjojo olympisch goud. Ze bleef de nummer twee achthonderdste van een seconde voor. Door een flitsstart kwam de Nederlandse op een halve meter voorsprong, terwijl Kromowidjojo niet bekend staat om haar flitsstart. Van der Vliet: “In de finale hadden we een verrassing in petto. Door Ranomi’s start te analyseren zagen we, dat Ranomi tijdens de afzet haar lichaam in een hoek van 23 graden hield, terwijl een hoek van 24 graden voor haar ideaal is.”

Kromowidjojo trainde in het geheim, om haar start te perfectioneren. Pas in de finale gebruikte ze de start voor het eerst. Dankzij die ene graad verschil was de zwemster viertiende seconde sneller dan normaal. “Winnen is niet meer een kwestie van uren maken. Het is een kwestie van perfectioneren. In een sport waar het niveau van atleten zo dicht bij elkaar ligt, worden wedstrijden bepaald door de kleinste details. Dat gaat over graden en millimeters”, meent Van der Vliet. Hij vindt niet dat zijn team van wetenschappers een zwemmer kampioen maken. “Kijk nou naar Ranomi. Zij is een absolute kanjer en dat is het belangrijkst. Maar ik ben ervan overtuigd dat winnen een combinatie is van een topzwemmer, een supercoach en wetenschap.”

 

“Nu denk ik vaak, shit, als ik dat tien jaar geleden had geweten, dan had ik zoveel sneller gezwommen.”

Marcel Wouda, oud-topzwemmer

 

Vroeger verkondigde men onzin
In de zwemsport hebben analyses voor een enorme vooruitgang gezorgd. Meten is weten, zo menen de wetenschappers, en de coaches raken daar steeds meer van overtuigd. Ook oud-topzwemmer en inmiddels zwemcoach Marcel Wouda ziet, dat de wetenschap de zwemsport enorm helpt: “Het moment dat ik stopte, werd het analyseren van videobeelden populair. Wij hebben die technieken nooit gebruikt. Nu denk ik vaak, shit, als ik dat tien jaar geleden had geweten, dan had ik zoveel sneller gezwommen.”

Bondscoach Patrick Pearson is ook een groot voorstander van het InnoSportLab. “Ranomi is zeventiende sneller geworden in drie jaar tijd. Dan weet je, dat je die gouden olympische medaille bijna aan het lab te danken hebt,” schrijft de coach op de website van het InnoSportLab. “Natuurlijk komt een medaille niet alleen vanuit de techniek. Er spelen tal van andere zaken een rol. Maar stel dat je van die zeventiende de helft af trekt, dan betekent dat zomaar het verschil tussen goud en de vierde plek.”

“Vroeger vertelden de coaches wat sporters moesten doen op basis van gevoel. Maar zeker weten deden ze het niet”, vertelt Van der Vliet. Hij geeft een voorbeeld.  “Zwemcoaches zeiden altijd dat je jezelf zo klein mogelijk moet maken bij het keren. Iedereen begrijpt dat een klein draaipunt snel keren betekent, toch? Volledige onzin dus. Je draait inderdaad wel snel, maar uit onze beeldanalyses blijkt dat je er niet sneller van gaat zwemmen.” Door honderden beelden te analyseren kwamen Van der Vliet en zijn team erachter dat zwemmers veel sneller zwemmen als zij zichzelf lang in plaats van klein maken bij het keerpunt. “Dan hoef je minder ver te zwemmen. Dat is waar het om gaat. In de finale was Ranomi bij het keerpunt tweetiende sneller dan haar concurrentie. Inmiddels maakt iedere topzwemmer een hoeksalto inplaats van een hurksalto. Maar wij waren het eerst.”

Broek ophouden
In 2008 werd het InnoSportLab opgezet met subsidiegelden. Het doel is altijd geweest, dat het lab financieel zelfstandig zou worden. De subsidies vallen aan het eind van 2016 weg. Van der Vliet: “We moeten straks onze eigen broek ophouden, geld verdienen. Gelukkig hebben we hier heel veel te bieden. We verdienen op dit moment al geld.”

De grootste afnemer van de diensten van het InnoSportLab is de KNZB, de Koninklijke Nederlandse Zwembond. Het Nederlands zwemteam is de grootste klant. Samen met het team van Roald bepalen zij wat geanalyseerd moet worden en waarop de zwemmers kunnen verbeteren. Ook buitenlandse zwemmers en zwembonden staan te springen om de analyses uit Eindhoven. “Dat ligt natuurlijk een stuk lastiger. Enerzijds moeten we geld verdienen, anderzijds willen we ook dat de Nederlanders goud winnen”, vertelt Richard Legierse. Hij is commercieel verantwoordelijk voor het InnoSportLab. “Australiërs, Canadezen, Italianen. Allemaal staan ze te springen om hier te trainen en geanalyseerd te worden.”

Directe concurrenten van Ranomi en andere Nederlandse zwemmers zijn echter niet welkom. “Joop Alberda (technisch directeur van de KNZB, red.) krijgt van de andere landen een lijst met zwemmers die willen komen trainen. Hij zet dan een kruisje achter de namen die niet welkom zijn.”

Daarnaast krijgen buitenlandse zwemmers geen toegang tot de laatste technieken. Methodes die in de afgelopen twee jaar zijn bedacht, zijn pas na de Olympische spelen beschikbaar voor andere zwemmers. Femke Heemskerk is een speciaal geval. “Zij traint nu in Frankrijk en werkt volgens een andere filosofie. Zij maakt meer meters en gebruikt minder analysemiddelen. Maar ze komt nog geregeld hier om met Marcel Wouda te trainen.”

Nieuwe technieken
Vier jaar geleden verbaasde Ranomi haar concurrentie door een flitsstart. Waarmee gaat zij dit jaar verrassen? Van der Vliet wil er nog niet veel over loslaten. “Dat kunnen we pas vertellen als de spelen zijn geweest. Wat in ieder geval zeker is, is dat de zwemtechniek van Ranomi is verbeterd.”  Die techniek kan worden verbeterd, omdat er een systeem in het bad zit die 3D beelden van de zwemmers maakt. Daardoor kunnen de trainers driedimensionaal tot op de millimeter zien, hoe een zwemmer haar handen in het water steekt, uitstrekt en terughaalt. “Die 3D beelden analyseren we en we vergelijken de beelden van verschillende zwemmers met elkaar. Moet een zwemmer haar hand wel helemaal tot het einde uitstrekken? Moet je  je hand plat houden of moet je met een kommetje zwemmen? Door de 3D beelden te analyseren, krijgen we inzichtelijk welke techniek het meest effectief is.”

Ranomi traint al maanden, om te zorgen dat ze een nieuwe techniek onder de knie krijgt. Gewoontes die ze zichzelf in de afgelopen jaren heeft aangeleerd, moet ze afleren en nieuwe methodes moet ze aanleren. “Of een zwemmer een nieuwe techniek aanleert, is een beslissing tussen ons, de trainer en de zwemmer zelf. Onze rol is daarin beperkt. Wij verzorgen de inzichten. De coach en Ranomi maken de beslissing”, legt Van der Vliet uit. “Met deze nieuwe zwemtechnieken zijn we ervan overtuigd dat we opnieuw tienden van seconden sneller zijn. Nog twee maanden, dan zien we het uiteindelijke resultaat.”

 

Wil je weten hoe het kan dat he maken van een kopje koffie 140 liter water kost? Of hoe twee meiden in Zeeland het eten van de toekomst verbouwen? Je leest het op de Nederland Waterland website.