Blog1: wegpiraten op Bali

Student journalistiek Nina van Klaveren is vier maanden op Bali voor haar studie. Over haar avonturen schrijft ze af en toe een blog. Deel 1: wegpiraten.

Een impulsieve beslissing kan leiden tot de meest bijzondere situaties. Het kan zomaar zijn dat je ineens op een Duits vliegveld afscheid staat te nemen van je wederhelft, een huisgenootje en een stoïcijnse pleegmoeder. Vier maanden studeren in het buitenland en zo af en toe kokosnoten leegdrinken op een strandbedje.

Nog geen jaar geleden besloot ik weer eens toe te geven aan één van mijn impulsieve gedachten: ‘ik wil naar het buitenland. Dat lijkt me wel leuk’. En goed voor de persoonlijke ontwikkeling en internationale competenties, laten we dat vooral niet vergeten. Tijdens een voorlichting werden we geïnstrueerd over de minor ISD (International Sustainable Development) waarbij je in het buitenland aan duurzame ontwikkeling werkt in allerlei projecten. Als kind riep ik ooit eens: ik wil ontwikkelingswerk doen! Het leek mij daarom een goed idee om te gaan. Waarschijnlijk had het ook iets te maken met de grauwigheid van de Nederlandse winter. Bali is dan niet een heel vervelend alternatief.

Nu ben ik al twee maanden op het zonovergoten eiland in het regenseizoen. Na de eerste oh’s en ah’s gaan je bepaalde dingen opvallen. Zo loop je altijd rond met een soort laagje op je huid welke bestaat uit uitlaatgassen, zweet, deet en zonnebrandcrème, heb je te kampen met warme nachten van zo’n 27 graden, kom je overal kakkerlakken en gecko’s tegen, en verbaas je je over het ronduit bijzondere verkeer in Indonesië. Vooral dit laatste is nogal een dingetje.

Het scooter rijden. Op zich geen bezigheid om je over op te winden. In Nederland dan. Op Bali is het niet meer dan normaal om met een scooter de weg op te gaan die in staat is de honderd kilometer per uur aan te tikken. Tijdens de voorbereidingsweken werden we gewaarschuwd dat het scooter rijden weleens gevaarlijk zou kunnen zijn. “Je moet hartstikke voorzichtig zijn, voor je het weet ben je een been kwijt”, was de strekking.

Als de perfecte bestuurder die ik ben, zat ik tijdens mijn rijexamen al onophoudelijk te bibberen bij een faalangstexamen. Ik kon mij daarom niet bepaald verheugen op dit uitzicht. Ik zag mezelf al zonder benen van de straat geplukt worden. In een rolstoel door Bali, waarom ook niet?

Hierbij komt nog eens het feit dat in Indonesië de meeste fatale
verkeersongelukken gebeuren per jaar. En dat is ook niet zo verbazend als je bedenkt dat er een lichtelijk gebrek is aan verkeersregels zoals een maximumsnelheid en voorrangsregels.

Twee maanden geleden was het daarom flink slikken toen ik mijn blik liet vallen op mijn schattig ogende rode racemonster, die mij de komende maanden overal naartoe moest brengen en mij de nodige hartaanvallen zou bezorgen. Als een trillend rietje ging ik erop zitten. Ik voelde mij een beetje alsof ik de dood in de ogen keek. Na wat gasgeven en remmen had ik het ding wel door, maar dat was nog voordat we de openbare weg op gingen. We reden op een slakkentempo richting de weg, terwijl ik in mijn hoofd de mantra ‘links, links, links’ bleef herhalen.

Al snel bleek hetgeen wat ze hier ‘verkeer’ noemen één grote chaos te zijn. Hele Balineze gezinnen zitten gezamenlijk op de kleine racemonsters, waarbij de kleine kinderen vaak geen helm op hebben. Iedereen haalt elkaar van alle kanten in. Je hebt altijd de kans om de berm in te worden gedrukt door grote vrachtwagens. Sommige bestuurders vinden het een goed idee om dwars door rood te rijden. Andere bestuurders schieten onverhoopt naar links of rechts, zonder het aan te geven. Zo nu en dan rijdt er een pick-up truck voorbij met twee érg jonge bestuurders erin. Kinderen van nog geen twaalf die zitten te roken en naar blonde westerlingen kijken alsof ze mannen van in de veertig zijn.

Over het algemeen geldt de regel: alles wendt. Ik had niet kunnen voorspellen dat zelfs het idiote verkeer en het paniekerige om je heen kijken ooit zou wennen. Toch is het zo. Inmiddels keert de groep hun hand niet meer om voor kleine bergweggetjes waar zelf geiten weigeren overheen te lopen. Vrachtwagens worden continu ingehaald, ook al is het in de bergen. “Je gaat toch geen dertig rijden? Dan duurt de reis eeuwig!”

Hoe de komende anderhalve maand ook gaat verlopen (een ongeluk zit immers in een klein hoekje), met die scooters zit het wel snor. Totdat je ineens in Nederland weer in een auto zit, de nieuwe mantra ‘rechts, rechts, rechts’ door je hoofd schiet en je compleet onnodig hysterisch om je heen kijkt. Inmiddels verwacht je vanuit elke hoek een klein, rood scootertje.

 

Geef een reactie